Onduidelijkheid over kinderalimentatie
Per 1 januari 2015 is de Wet Hervorming Kindregelingen in werking getreden. Hierdoor zijn onder meer de alleenstaande ouderkorting en het fiscaal voordeel bij het betalen van kinderalimentatie vervallen. Voorts hebben alleenstaande ouders recht op een extra toeslag, de alleenstaande ouderkop op het kindgebonden budget.
De Landelijke Expertgroep Alimentatienormen beveelt in het Rapport Alimentatienormen 2015 aan dat dit bedrag in mindering komt op het eigen aandeel van ouders in de kosten van kinderen. Dit kan ertoe leiden dat in sommige gevallen er geen of een veel lagere behoefte van kinderen resteert en dat voor kinderen geen of een lagere kinderalimentatie verschuldigd is terwijl er voor de betaling van de kinderalimentatie wel draagkracht kan zijn bij de onderhoudsplichtige ouder.
Door de rechtbank in Den Haag en de rechtbank Noord-Holland zijn inmiddels enkele uitspraken gegeven waarin van dit advies van de Expertgroep wordt afgeweken.
Zo heeft de rechtbank in Den Haag in een van die uitspraken op 13 februari 2015(ECLI:NL:RBDHA:2015:1456) beslist dat de aanbeveling van de expertgroep in een concrete zaak tot gevolg had dat de vrouw als alimentatiegerechtigde ouder er minder dan de wetgever bedoeld heeft op vooruit ging, omdat zij minder kinderalimentatie ontvangt. De man zou daarentegen minder hoeven te betalen, terwijl hij wel over draagkracht beschikt om meer bij te dragen aan de kosten van de kinderen. De rechtbank heeft hierom de aanbeveling van de Expertgroep niet gevolgd en brengt bij het berekenen van de kinderalimentatie het bedrag van de alleenstaande ouderkop niet in mindering op het eigen aandeel van de ouders kosten van de kinderen.
De rechtbank Noord-Holland oordeelde op 4 maart 2015 (ECLI:NL:RBNHO:2015:1704) onder meer dat mede omdat art. 1:404 BW – dat bepaalt dat ouders verplicht zijn naar draagkracht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen – niet is gewijzigd, de rechtbank de aanbeveling van de Expertgroep niet zal opvolgen, en – anders dan de aanbeveling – bij het berekenen van de kinderalimentatie het bedrag van de alleenstaande ouderkop buiten beschouwing zal laten.
Veel rechtbanken en gerechtshoven volgen echter wel de lijn van de Expertgroep. Dit leidt tot onduidelijkheid.
Recent heeft de Expertgroep besloten haar aanbeveling niet te wijzigen. Wel zegt de Expertgroep dat als in een geval een onaanvaardbare situatie ontstaat de rechter de mogelijkheid heeft om een daarop toegesneden beslissing te geven. De rechter kan dan de aanbeveling van de Expertgroep buiten toepassing laten, mits de onredelijke uitwerking van de richtlijn is aangetoond en uitgelegd.
Verder wijst de Expertgroep en erop dat de Hoge Raad zich over de kwestie dient te buigen.
Het Gerechtshof ‘s-Gravenhage heeft inmiddels in een uitspraak van 3 juni 2015 (ECLI:NL:GHDHA:2015:1288) de Hoge Raad gevraagd om prejudiciele vragen te beantwoorden. Het zal naar verwachting ten minste enkele maanden duren voor de vragen worden beantwoord. De vragen aan de Hoge Raad luiden:
1. Moet bij de bepaling van de onderhoudsbijdrage rekening worden gehouden met het kindgebonden budget, inclusief de alleenstaande ouderkop, door dit in mindering te brengen op de behoefte van de kinderen dan wel in aanmerking te nemen bij het vaststellen van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt?
2. Er is geen hierbij geen onderscheid gemaakt tussen de alleenstaande ouderkop en het overige deel van het kindgebonden budget. Indien dat onderscheid wel moet worden gemaakt, op welke wijze moet moet hier dan rekening mee gehouden worden?
Wilt u meer informatie dan kunt u contact met ons opnemen.